Donderdag 14 april as. buigt de Almeerse raad zich voor de zoveelste keer over de ontheffing voor wethouder Duivesteijn van zijn wettelijke verplichting om in Almere te wonen. Deze ontheffing kost de Almeerse burgers jaarlijks tienduizenden euro's aan belastinggeld. Als gevolg van de ontheffing kan Duivesteijn aanspraak maken op een riante pensionkostenregeling maar kan hij zich desalniettemin wekelijks ook nog op kosten van de belastingbetaler naar zijn woonplaats Den Haag laten vervoeren. Tot nu toe werd de ontheffing met name door toedoen van de coalitiepartijen ieder jaar braaf verleend. Maar dit keer is het anders.
Bij het voorstel dat aan de gemeenteraad is gezonden zit een recente circulaire van minister Donner d.d. 14 maart 2011 waarin de ontheffingsregeling wordt geëvalueerd. Daarin staat het volgende te lezen:
'Van de 10 wethouders die momenteel over verlenging van het ontheffingsbesluit beschikken, blijkt in 5 gevallen niet waarom de raad vindt dat er sprake is van een bijzonder geval. Daarbij valt in het bijzonder op dat enkele van deze jaarlijkse verlengingen bij voorbaat door de raad zijn toegezegd. Dat is niet de bedoeling geweest van de wetgever'.
Navraag van PVV raadslid Remco Gommers bij het ministerie van binnenlandse zaken leerde dat Almere 1 van de 5 gemeenten is waarvan niet duidelijk is waarom de raad meent dat er sprake is van een bijzonder geval en waarvan het besluit van de raad dus in strijd met de bedoeling van de wetgever is. Bovendien hebben de coalitiepartijen VVD, PvdA, D66 en CDA/CU zich op voorhand vastgelegd op de jaarlijkse ontheffing. Ook daarvan zegt de minister dat dit in strijd met de wet is.
Ook het voorstel dat dit keer aan de raad wordt voorgelegd ontbeert een motivering. Er wordt slechts verwezen naar een coalitieafspraak uit 2006 die in 2010 door de huidige coalitiepartijen is bevestigd en die luidt dat jaarlijks de ontheffing zal worden verleend, zonodig voor de gehele periode. De minister heeft nu dus helder en duidelijk aangegeven dat dit in strijd met de bedoeling van de wetgever is. Als de coalitiepartijen dus op 14 april as. besluiten de ontheffing te verlenen, dan weten zij dat zij daarmee in strijd met de bedoeling van de wetgever handelen.